KiM-studie: trein vervangt max. 10% vliegreizen

donderdag 19 oktober 2023
Treinreizen kunnen waarschijnlijk in 2030 jaarlijks zo'n 5.600 vluchten tussen 13 Europese steden vervangen, schrijft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM). Met een gemiddelde bezetting van 150 passagiers per vliegtuig, komt dat neer op ongeveer 850.000 reizen per jaar, waarbij de trein het vliegtuig vervangt. In 2040 stijgt dit aantal naar 11.000 vluchten, wat overeenkomt met 1,6 miljoen vliegreizen per jaar. Dat komt neer op 6 tot 10 procent van het totale aantal vliegreizen op de 13 verbindingen.

Het KiM heeft een notitie gepubliceerd over de mogelijkheden om luchtreizigers te verleiden om de trein te nemen in 2030 en 2040. Deze verschuiving is gericht op verbindingen tussen Amsterdam en 13 Europese steden, waaronder Londen, Parijs, Brussel, Berlijn en andere, die binnen een redelijke afstand van Amsterdam liggen.

Het KiM voorspelt dat tegen 2030 ongeveer 850 duizend vliegreizen van en naar deze Europese steden vervangen kunnen worden door treinreizen, en dit aantal stijgt tot 1,6 miljoen in 2040. Deze verschuiving komt overeen met respectievelijk 6 en 10 tien van alle vliegreizen op deze routes. Het KiM houdt rekening met kortere reistijden en een toename van de beschikbare dagelijkse treinopties, zoals snellere treinverbindingen naar Berlijn en meer intercitytreinen naar Brussel.

In 2030 zou dit leiden tot ongeveer 5.600 minder vluchten van en naar Schiphol, wat slechts 1% van het totale aantal vluchten in 2022 vertegenwoordigt. In 2040 zou dit aantal stijgen naar 3% van alle vluchten op Schiphol. Het vrijgekomen capaciteit in de luchtvaartsector kan echter worden benut voor nieuwe bestemmingen.

Om de verschuiving van vliegtuig naar trein verder te bevorderen, zijn er enkele vereisten. Het verminderen van transferbelemmeringen, zoals het gebrek aan gecombineerde trein-vliegtickets en bagage-afhandeling, kan aanzienlijk bijdragen aan het aantrekkelijker maken van treinreizen. Dit vereist echter aanzienlijke inspanningen van de spoor- en luchtvaartsector.

Het KiM merkt op dat de mogelijkheden voor deze verschuiving lager worden ingeschat dan in 2018, deels vanwege een verminderde luchtvaartomvang als gevolg van de COVID-19 pandemie. Minder vliegreizen betekent minder potentieel voor treinvervoer. Deze voorspellingen zijn gebaseerd op aannames over de ontwikkelingen in het spooraanbod en het gedrag van reizigers en vervoerders tot 2030 en 2040, gebaseerd op gepubliceerde plannen van overheidsinstanties en vervoerders.